Vaak wordt gezegd dat technologie en democratie niet goed samengaan. Sociale media zouden ervoor zorgen dat we minder goed in staat zijn de dialoog met elkaar aan te gaan en door de exponentiële groei van nepnieuws en de opkomst van de filterbubbel verstomt de publieke ruimte en verdwijnt het maatschappelijke middenveld. Maar is dat wel echt zo?
Rudy van Belkom deed namens Stichting Toekomstbeeld der Techniek (STT) anderhalf jaar onderzoek naar de relatie tussen technologie en democratie en kwam tot een andere conclusie. Zijn bevindingen schreef hij op in zijn boek Alive and Clicking.
In 3 VWO leverde Rudy voor het vak maatschappijleer een werkstuk in genaamd ‘Het Internet: een vloek of zegen?’. Alhoewel hij het inmiddels niet meer eens is met de binaire manier waarop hij de vraag destijds poneerde, vormt het nog wel de kern van zijn werk. ‘Een van de conclusies van het onderzoek is dat technologie beiden in zich heeft, het is maar net wat we stimuleren als mens en als maatschappij.’
De duur van een onderzoek van STT is doorgaans 18 maanden. Het onderzoek neemt veel verschillende vormen aan met het boek als sluitstuk van het proces.
‘In de looptijd van het onderzoek waren er verkiezingen dus daar moesten we zeker iets mee doen. Ik kwam er al snel achter dat digitale technologieën in het politieke en maatschappelijke debat vrijwel afwezig waren. Het werd nauwelijks genoemd in partijprogramma’s, het kwam bijna niet voor in debatten en in de stemwijzer van ProDemos ging niet één van de dertig stellingen over technologie. Daarom hebben we zelf de Technologie Kieswijzer ontwikkeld. Bijna 30.000 mensen hebben de kieswijzer gebruikt, wat prettig was omdat het hen hielp om meer te weten over hoe de politiek zich tot technologische vraagstukken verhoudt, maar ook omdat het als onderzoekstool fungeerde voor het boek.’
Het vertrouwen in de politiek is historisch laag. Hoe valt dat te verklaren?
‘Daar is geen eenduidig antwoord op. Het wantrouwen bestond al, leefde eerst voornamelijk in de marges maar nu is dat steeds meer mainstream geworden. Ik denk dat er gewoon een aantal casussen zijn die niet goed zijn uitgepakt voor de overheid, of de tweede kamer en het kabinet. Het lijkt me dat de meeste mensen dat allemaal op één hoop gooien. De toeslagenaffaire heeft weinig goeds gedaan. De corona-aanpak heeft net iets te lang geduurd. Verder is de bestuurscultuur niet veranderd, de boerenprotesten waar weinig tegen wordt opgetreden en een algemeen gevoel van onrust. Als je dat allemaal bij elkaar zet dan kan ik me best wel voorstellen dat dat vertrouwen verdampt’.
Wat is de rol van technologie hierin?
‘Het is niet direct de technologie, maar vooral hoe deze wordt ingezet. Bij de toeslagenaffaire bijvoorbeeld, werd technologie ingezet om burgers te controleren. Je bent eigenlijk bij voorbaat verdacht. Eerst was je alleen maar verdacht als er daadwerkelijk ook reden was tot verdenking en nu is daar scheefgroei ontstaan, want iedereen kan worden gemonitord.’
Waar gaat de inzet van technologie precies mis bij de overheid?
‘Als je continu technologie inzet om gegevens te verzamelen in plaats van om kennis uit te wisselen, dan begin je al vanuit een positie van wantrouwen. Er wordt transparantie van de burger verwacht maar andersom gebeurt dat zelden, de overheid is zelf niet transparant. We kunnen niet precies zien welke keuzes er zijn gemaakt, welke digitale keuzes er zijn gemaakt. Dat is geen wederkerige relatie.’
En je ziet wel dat daar een beetje verandering in begint te komen. Overheidsorganen zijn wel steeds duidelijker aan het communiceren welke algoritme ze gebruiken?
‘Dat klopt, maar daarvoor moet je als burger wel al bepaalde capaciteiten hebben om de uitleg hiervan te kunnen vinden, het te volgen en te kunnen interpreteren.’
Wie moet die capaciteiten hebben, de burger of de overheid zelf?
‘Stel er was van tevoren wel transparantie geboden. Dat had voor het uiteindelijke leed niet zoveel uitgemaakt. Transparantie is ook niet iets om mee te schermen. Transparantie leidt namelijk niet per definitie tot vertrouwen. Ik denk dat transparantie het laaghangend fruit is. Misschien meer een voorwaarde om überhaupt als overheid op te treden. Maar dan ben je er nog niet, want als vooraf transparant was gemaakt hoe het algoritme van de toeslagenaffaire te werk ging, dan denk ik niet dat dat de gedupeerden had geholpen. Zij zijn dan nog steeds slachtoffer.’
Maar dan had er wel iemand aan de bel kunnen trekken toch?
‘In theorie wel, maar het schrijnende is dat op de dag dat het rapport van de toeslagenaffaire in de tweede kamer werd gepresenteerd, er een stemming voor een wet werd gedaan waarmee data-uitwisseling tussen organisaties nog makkelijker werd gemaakt, de WGS. Ik heb me laten vertellen dat er bij die stemming heel weinig politici aanwezig waren. Dus er heerst ook een soort van onverschilligheid. En nog steeds vind ik dat mensen maar in beperkte zin tot verantwoording worden geroepen als het gaat over de inzet van technologie met zulke gevolgen.’
Ligt dat aan het feit dat er bij de overheid te weinig expertise is over technologie, of is er een andere reden?
‘Ik denk dat er meer aan de hand is. Er is inderdaad te weinig kennis. Dat is een breed gedragen opvatting. Maar dat is met andere onderwerpen ook zo. Bewindvoerders op bepaalde gebieden zijn niet per se experts de experts over alle onderwerpen, het zijn expert-politici. Jette is ook geen klimaatwetenschapper zover ik weet. Dat mensen bepaalde macht hebben in die besluitvormingsprocessen zonder inhoudelijk expert te zijn is niet altijd vreemd. Zou het wenselijk zijn als er meer kennis was? Waarschijnlijk wel, maar de vraag is of het probleem daarmee verholpen is. Ik denk dat een moreel kompas misschien nog wel belangrijker is dan expertise, want expertise dat kan je aankopen, een moreel kompas moet je bezitten.’
Je hoort nooit een positief verhaal over ambtenaren die met technologische verandering bezig zijn, dus er valt ook weinig te winnen.
‘Naast gebrek aan kennis denk ik ook dat er in de samenleving best weinig aandacht is voor digitale zaken. In Duitsland gaan mensen nog de straat op om te protesteren tegen bepaalde wetten die gaan over digitalisering. In Nederland heb ik nog nooit meegemaakt dat iemand de Dam opging omdat er een privacywet is veranderd. Ook gaat het meestal pas over digitalisering als er iets is misgegaan. Je hoort nooit een positief verhaal over ambtenaren die met technologische verandering bezig zijn, dus er valt ook weinig te winnen. Daarom krijg ik soms het idee dat beleidsmakers liever de status quo behouden dan dat ze slapende honden wakker maken.’
Je gaf aan dat er naast negatieve kanten van technologie, er ook heel veel mogelijkheden zijn voor de democratie. Hoe zouden we de technologie in Nederland kunnen inzetten om de democratische betrokkenheid te verbeteren?
‘Klopt, er is nog heel veel mogelijk. Ik wil daarmee niet zeggen dat die impact van technologie te verwaarlozen is, maar ik denk dat we vergeten dat de menselijke natuur misschien een veel grotere rol speelt en dat sociale media die menselijke natuur alleen maar versterken. Het is echter niet zo dat mensen door technologie anders zijn. Soms wordt er gesuggereerd, ook door documentaires zoals The Social Dilemma, dat als we de algoritmes verbeteren, we ook de samenleving gezonder kunnen maken. Maar zo werkt dat niet. Zeker zaken zoals wantrouwen haal je niet weg door computermodellen aan te passen. De bestuurscultuur is al giftig, daar verander je niets aan. Dat gezegd hebbende denk ik wel dat de digitale sociale infrastructuur verbeterd moet worden. Een democratisch internet is echt niet super dichtbij, maar als we de digitale ruimte dan toch inrichten dan moet dat op een manier die ons helpt, want die potentie heeft het wel.’
Een democratisch internet is echt niet super dichtbij, maar als we de digitale ruimte dan toch inrichten dan moet dat op een manier die ons helpt, want die potentie heeft het wel.’
‘Ik schreef onlangs ook een opiniestuk in Trouw over burgerfora. Er is namelijk altijd het voornemen, wanneer het gaat over klimaat en energieproblematiek, om burgerfora in te stellen zodat burgers ook kunnen meedenken. Maar vervolgens lees je op de website van de rijksoverheid dat een burgerforum: ‘groot genoeg moet kunnen zijn voor representativiteit, maar klein genoeg om behapbaar te zijn’. Dat was in de tijd van de Grieken inderdaad zo. Toen was er een heuvel waar een beperkt aantal mensen op konden. Maar nu is er moderne technologie, dus de beperkingen in omvang bestaan helemaal niet meer.’
‘Als we kijken naar voorbeelden uit landen als Taiwan, een jonge democratie die ongeveer tegelijkertijd ontstond met het voor de consument toegankelijke internet, daar hebben ze technologie en politiek ook laten samensmelten. Open source tools die aansturen op consensus in plaats van polarisatie zijn daar ook geïntegreerd in het besluitvormingsproces, ze hebben zelfs op elk ministerie een participatiefunctionaris die verantwoordelijk is voor inspraak. Ik denk daarom dat er in Nederland nog veel kansen liggen, zonder dat je daar een grondwetswijziging voor nodig hebt.’
In je boek had je het bijvoorbeeld ook over een soort kickstartmodel waar de overheid draagvlak moet ophalen in plaats van geld.
‘Dat was uiteraard slechts een suggestie, maar het vraagt wel om een andere relatie tussen burgers en overheid. Dan stuur je weg van een overheid die het beleid bepaalt en daarna pas de burgers erbij betrekt. Hetzelfde geldt voor de burgerbegrotingen. In de basis zijn dat hele goede initiatieven, maar in verhouding wordt daar een heel klein zakje geld verdeeld. Als de fundering er al staat mogen de burgers de kleur van de badkamer kiezen. Zo gaat het nu nog te vaak.’
‘In een kickstartmodel zou ook de overheid draagvlak van de burgers moeten hebben voordat ze een project wordt gestart. Dat betekent dat de overheid een hele andere positie moet innemen. En dan nog blijven er uitdagingen. Alsnog ontstaat er dan een participatie-elite en moet je nog steeds gaan nadenken over mensen die zich niet laten horen of zeggen niet politiek geëngageerd te zijn. De vertrouwensrelatie herstellen is best een flinke klus, maar ik denk dat de overheid er uiteindelijk alleen maar profijt van zou hebben. Ook voor de burger is het prettig om eerder in het proces inspraak te kunnen hebben en om zelf te kunnen bepalen met welke tools jij dat wil. Minder mobiele mensen kunnen bijvoorbeeld vanuit huis meedoen en minder taalvaardige mensen kunnen dat op een meer visuele manier doen. Dat is online allemaal veel makkelijker vorm te geven.’
Dus wat jij eigenlijk zegt is dat we het democratische proces al heel lang op dezelfde manier aanpakken, en het is eigenlijk wel gek dat we niet meer experimenteren met wat er mogelijk is?
‘Exact. Het is op zijn minst waardevol om met elkaar na te denken over welke andere aanpakken ook zouden kunnen werken. Sinds 2015 ben ik al bezig met democratische vernieuwing. Ik heb onder andere ook Het Nieuwe Kiezen geïnitieerd, een oproep om te gaan experimenteren met andere vormen van stemmen. Nu heb je een enorm stembiljet met allemaal namen erop die me niets zeggen. Het bovenste poppetje is het belangrijkst, dus die gaat zich ook heel belangrijk voordoen. Dus krijgen we ook debatten die veel meer lijken op populariteitswedstrijden.’
‘En dat is best logisch dat we steeds meer een populistisch debat krijgen in Nederland. Het systeem faciliteert dat. Als men heel hoog op een lijstje moet komen om verkiesbaar te zijn, dan ga je jezelf profileren. Maar de inhoud verdwijnt naar de achtergrond. Maar we zouden ook eens kunnen experimenteren met themastemmen. Dan kijken we naar standpunten in plaats van naar één politicus die misschien wel sympathiek is, maar misschien helemaal niet overeenkomt met jouw denkbeeld. Het schijnt ook dat er binnen de samenleving ook heel veel ideologische onenigheid is. Heel veel mensen weten vaak ook niet helemaal waar een partij voor staat. Puur en alleen omdat alles draait om de persoonlijkheid van de kopstukken.’
‘Al dat soort patronen kan je doorbreken, het is te veranderen. Heel veel mensen zijn zich nog niet helemaal bewust van het feit dat alles is ontworpen. Het kiesstelsel is ontworpen maar alles eromheen ook. Dus als je een systeem kan ontwerpen dat polarisatie in de hand speelt, dan kan je het ook ontwerpen op een manier waarop je mensen dichter tot elkaar laat komen. In theorie dan.’
‘In het boek schrijf ik ook over pol.is, een analytisch systeem dat sentiment meet aan de hand van statistiek en machine learning. Het gebruikt dezelfde soort systemen als Google of Facebook, maar in tegenstelling tot controverse stuurt dit juist op consensus. Het is hetzelfde soort tooling, maar dan anders ontworpen. Zo kan je werken naar resultaten die je offline bijna nooit zou kunnen benaderen. Het gaat tegenwoordig bijvoorbeeld ook veel over representativiteit en exclusiviteit, maar diversiteit in standpunten is heel moeilijk in kaart te brengen met offline tools. Terwijl dat met digitale middelen wel heel makkelijk is. Nogmaals, ik zeg niet dat we al het oude overboord moeten gooien en ons alleen maar moeten focussen op democratische vernieuwing. Laten we juist verbeteren en aanvullen wat we al hebben. Want daar is nog genoeg ruimte voor.’
Rudy van Belkom is directeur van Stichting Toekomstbeeld der Techniek (STT) en auteur van het boek ‘Alive and Clicking – Er is hoop voor de democratie’. Eerder ontwikkelde hij de Technologie Kieswijzer, een speciale stemhulp over tech-gerelateerde onderwerpen zoals privacy , nepnieuws en de macht van Big Tech. Maar liefst 30.000 mensen maakten gebruik van deze kieswijzer.