Als onderwijsmaker bevraagd Barend Last graag de status quo. Waarom doen we de dingen zoals we ze doen? Waar kunnen we verbeteringen aanbrengen? En hoe doen we dit op technologisch vlak binnen het onderwijs? Naast onderwijsmaker is Barend Last AI-trainer voor docenten, kinderboekenschrijver over technologie, en sinds kort weer leraar in het basisonderwijs. In een verdiepend interview vragen we de Data Morgana gast naar de onderwijssector en hoe we kinderen vroeg moeten klaarstomen voor een maatschappij doordrenkt van digitale technologie.
De Data Morgana aflevering met Barend Last gemist?

Hi Barend. Was die technologie altijd al een rode draad in je loopbaan?
Niet altijd, maar omdat ik altijd al affiniteit had met technologie fietste ik dat er in hier en daar. Dat kwam niet door school, maar vanuit mezelf: ik gamede veel, leerde mezelf hacken en bouwde websites. Toen ik ging lesgeven probeerde ik dat dus als vanzelf te ondersteunen met technologie – digitaal én analoog. Zowel tijdens de Pabo als bij de opleiding onderwijswetenschappen werd er bar weinig innovatief met technologie gedaan; dat was vrij traditioneel, klassikaal onderwijs. Zelf ben ik dat wel gaan doen: van tablet-onderwijs tot Facebook-groepen om ouders te betrekken. Al ben ik daar inmiddels ook kritisch op.
Je bent ook onderwijsinnovator.
Ik zie mezelf meer als onderwijsmaker. Dat betekent dat ik onderwijs ontwerp en uitvoer. Dus ik maak vanuit beoogde doelen een programma en dat mondt uit in leermaterialen en -middelen. Ik ben dus altijd bezig met innovatie – met dingen beter en anders maken. Dat gaat verder dan alleen digitale technologie. Ik buig me over alles wat met onderwijs te maken heeft, van zelfregulatie tot de inrichting van je klaslokaal. Ook dat is innovatie.
Hoe is digitale technologie in de loop der jaren de klas in geslopen?
Onderwijs bestaat bij gratie van technologie. Je kan geen onderwijs verzorgen zonder technologie. Ook een krijtje is technologie. Net als boekdrukkunst, de rekenmachine en de televisie, is ook het internet het onderwijs binnen geslopen. Zoals bij alles wat nieuw is, werd dat eerst met weerstand ontvangen, en dan langzaam maar zeker geïntegreerd, eerst door pioneers, vervolgens door de rest. Dat gaat altijd zo; onderwijs loopt altijd achter op de nieuwe technologie. En dat is ook goed, want je wilt een veilige haven creëren binnen het onderwijs, maar je moet ook weer niet achterlopen. Wat het vraagstuk nu wel complexer maakt, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de boekdrukkunst, zijn de problemen rondom data, digitale soevereiniteit, en de verslavende mechanismen.
Wat maakt dat dit complex is?
Het zijn technologieën met een vrij grote keerzijde, die we nog maar net aan het verkennen zijn. Dat roept terechte discussies op. Denk aan privacy, ethiek en afleiding. Is het wenselijk om smartphones in de klas te hebben? Is sociale media wenselijk? Wat doet AI met je data, en met je denken? Wat het hierbij extra astig maakt is dat we inmiddels al wel een maatschappij hebben ingericht die sterk is afgestemd op de digitale wereld. Internetbankieren kan alleen nog digitaal en alles gaat via DigiD. Tegelijkertijd zijn we actief digitale technologieën uit het onderwijs aan het weren; AI, smartphones, sociale media, digitale leermiddelen. Alles staat onder vuur en moet uit de klas. Dat is tegenstrijdig. Juist op de plek die kinderen moet voorbereiden op die maatschappij – de klas – wordt kinderen die technologie ontnomen. Dit levert een spanningsveld op
Is dat omdat kinderen als kwetsbaar worden gezien?
Ja, maar ook omdat er ongenuanceerd naar technologie wordt gekeken. Sociale media is niet alleen maar slecht, AI kent niet alleen maar risico’s. Een simplistische oplossing is dan sociale media verbieden tot 16 jaar, wat voor geen meter werkt.
Hoe moet dit wel dan worden aangevlogen?
Oproepen tot een verbod werkt niet. Ik trek altijd de vergelijking met verkeer. Het verkeer is nuttig, maar het kan gevaarlijk zijn. Dat weet iedereen. Daarom leren we kinderen vanaf jong de verkeersregels. Vervolgens geven we ze een fiets, fietsexamen, rijexamen en een rijbewijs. We laten kinderen gradueel deelnemen aan het verkeer. Tegelijkertijd maken we wetten, plaatsen we verkeersborden, en verplichten we autofabrikanten om hun auto’s zo veilig mogelijk te ontwikkelen. Dat wil je ook met de digitale wereld. Eerst aan de hand, en later zelfstandig. Het is belangrijk om de boel goed te reguleren en aan te sturen. Natuurlijk zijn er dan leeftijdsgrenzen, maar dat zijn geen absolute startmomenten, eerder tussenstations, waarin je steeds meer zelfstandig en met nieuwe apparaten mag deelnemen aan het digitale verkeer.
Ligt deze taak vooral bij scholen, die educatie?
Ja, vanaf de kleuterklas zouden we hiermee moeten beginnen. Bijvoorbeeld door prentenboeken voor te lezen, zoals het onlangs verschenen boek Tikke Takke Toetsenbord. Onderwijs over digitale dingen hoeft niet altijd digitaal plaats te vinden. Met boeken kun je prima gesprekken voeren over wat een robot is, wat echt is en wat nep is. Dat kan al met kleuters van vier jaar.
Dit wil je helemaal doortrekken tot het vervolgonderwijs. Maar het moet ook thuis plaatsvinden. Dit wordt alleen vaak op een normatieve manier gedaan. Ouders lezen over schadelijke effecten van smartphones, praten er volgens over in normatieve termen of verbieden het zelfs. Opleggen of verbieden werkt niet, wat beter werkt is erover praten en vragen stellen. Wat doe jij precies? Zullen we samen ChatGPT gebruiken? Hoe gebruik je het? Zelfs al weten kinderen de nadelige langetermijneffecten, toch zullen ze vatbaar zijn voor de sociale prikkels van hun peers. Dat besef moet indalen. Ouders hebben dus de verantwoordelijkheid om daar secuur mee om te gaan en zelf kennis te vergaren. Bibliotheken kunnen daarin een grote rol spelen, die geven veel trainingen hierover. Een samenwerking met scholen, ouders en bibliotheken zou heel nuttig zijn om kinderen en ouders met de digitale wereld kennis te laten maken.
We lijken het nu over twee levels te hebben: tech-educatie en gebruik van technologie in lesmateriaal.
Er zijn zelfs drie levels. Naast die twee levels over digitale geletterdheid en digitaal onderwijs is er ook nog verstoord onderwijs door technologie. Dat laatste gebeurt bijvoorbeeld door AI die essays kan maken, of smartphones die constant afleiden.
Als we kijken naar het level digitaal onderwijs, dus de software, de technologie die in de klas wordt gebruikt. Wat zie je daar voor problemen?
Technologie is nooit neutraal. Een tool als Magister waarin ik cijfers kan bijhouden, stuurt mij impliciet aan om te focussen op het bijhouden van cijfers. Er zitten waarden ingebouwd vanuit het ontwerp. Hetzelfde geldt voor dat tablet-onderwijs wat ik ooit heb geïmplementeerd. Hierdoor ging ik meer naar het dashboard kijken dan naar de kinderen. De techniek had een wezenlijke impact op mijn rol als leraar. Dit soort aspecten onderschatten we vaak, iets wat ook gebeurt bij niet-digitale dingen, zoals de klassieke busopstelling in de klas. Die opstelling blijkt vooral te werken bij individueel, taakgericht werken. Het werkt niet voor groepsgericht onderwijs.
Die toekomstige implicaties van technologie lijken me moeilijk te voorspellen als iets net nieuw is?
Dat is super moeilijk, ja. Van sociale media zien we nu pas, twintig jaar later, de effecten. Bij AI weten we dit nog niet. Dat maakt enige mate van voorzichtigheid cruciaal.
Wat zijn de gemoederen ten aanzien van AI binnen de educatieve sector?
Als er een behoudende beroepsgroep is, dan zijn het wel leraren. Ze kampen al met enorme werkdruk, dus ze voelen weinig ruimte om met AI aan de slag te gaan, wat logisch is. Tegelijkertijd moet onderwijs constant vernieuwen en velen zijn daardoor ietwat beetje verander-moe geworden. Er zijn zeker ook innovatieve scholen, maar over het algemeen gaat het traag.
Tegelijkertijd zijn de ethische vraagstukken belangrijk voor mensen. Dat merk ik als ik word gevraagd voor AI trainingen op scholen. Mensen zijn bang, bijvoorbeeld dat hun privacy in gevaar is of voor de ecologische implicaties van AI. En terecht: er zijn zeker uitdagingen. Maar die angst moet wel realistisch blijven, niet dystopisch.
Zelf vind ik het heel onwenselijk dat we te afhankelijk zijn geworden van bedrijven uit andere continenten. Ik denk dat we als Europa onder een steen hebben geleefd. Gelukkig heeft de EU nu 200 miljard vrijgemaakt om eigen systemen te ontwikkelen, en is Nederland een eigen taalmodel aan het ontwikkelen waarmee we uiteindelijk naar meer lokale oplossingen kunnen. Ik vind alleen niet dat we alles wat met Big Tech te maken heeft consistent moeten afwijzen. We moeten er alleen ethisch en bewust mee omgaan en het gesprek met kinderen blijven voeren over die specifieke technologieën, zoals bijvoorbeeld ChatGPT. Hoe gebruik je het? Weet je wat er gebeurt met je data? Wat zou je nog meer kunnen gebruiken? Laten we wat vaker met leerlingen praten, in plaats van tegen.