Proof of Provenance: tegen desinformatie

Samen met zeven andere partijen werkte PublicSpaces aan een systeem dat moest helpen om desinformatie en fake-news te voorkomen.

De term Provenance is ontleend aan de kunstwereld, waar het wordt gebruikt om de authenticiteit van het auteurschap van een kunstwerk vast te stellen.

In onze implementatie stelt Proof of Provenance iedereen die online informatie tot zich neemt in staat om te achterhalen wie de oorspronkelijke auteur is van de pagina waarop deze informatie staat.

Authenticiteit nieuwsvoorziening verbinden aan auteur

Behalve PublicSpaces zaten NPO, Beeld en Geluid, de Koninklijke Bibliotheek, Waag Futurelab, VPRO, de stichting Privacy by Design en de Radboud Universiteit in het consortium. Deze partijen worden gedreven door een gemeenschappelijke zorg over de authenticiteit van onze nieuwsvoorziening. Eén van de uitgangspunten was dat we geen systeem willen ontwerpen dat een oordeel velt over de waarheid van een bericht – die pretentie zou al te arrogant zijn. Wat wel mogelijk is, is de authenticiteit van online berichtgeving beter borgen door elk bericht onverbrekelijk te verbinden aan een enkele auteur. De betrouwbaarheid van dat bericht wordt dan één op één gekoppeld aan de naam en de reputatie van de oorspronkelijke afzender. Een bericht van de satirische nieuwssite De Speld, GeenStijl, of de Volkskrant kunnen op deze manier allemaal hun eigen certificaten krijgen.

Anonimiteit waarborgen

Een ander belangrijk uitgangspunt is dat anonimiteit, indien gewenst, gewaarborgd moet zijn. De identiteit van de afzender is minder relevant dan diens authenticiteit.

Een concreet voorbeeld

Stel dat je een website hebt waarop jonge vrouwen met anorexia hun verhaal kwijt kunnen. Bij zo’n gevoelig onderwerp is anonimiteit vaak een voorwaarde voor volwaardige deelname. Hoe kun je dan toch garanderen dat achter de afzonderlijke berichten geen man van middelbare leeftijd schuilgaat, die minder eerlijke motieven heeft? Dat is mogelijk doordat deelnemers aan zo’n openbaar forum een certificaat kunnen opvragen. Zo’n certificaat zou bijvoorbeeld kunnen worden uitgegeven door een instantie die hun claim (ik ben een jonge vrouw en lijd aan anorexia) kunnen verifiëren: de huisarts of een andere geregistreerde hulpverlener. De identiteit van de vrouw in kwestie is minder belangrijk dan de specifieke eigenschap die de authenticiteit van haar verhaal garandeert. In dit geval is dit leeftijd en het feit dat ze anorexia heeft. Op dezelfde manier zou je sites kunnen inrichten waar het centrale attribuut niet geslacht of leeftijd, maar locatie is, of beroep, of opleiding.

Het systeem kan ook toegepast worden in situaties waar het individu gevaar zou lopen, maar de berichtgeving wel een grote impact heeft: in Nederland betreft het dan bijvoorbeeld berichtgeving over het criminele milieu. In landen waar onafhankelijke journalisten gevaar lopen, kunnen berichten worden gecertificeerd door binnenlandse of buitenlandse instanties die hun professionaliteit en autonomie garanderen: uitgevers, grote mediabedrijven, of omroepen.

Welke vorm en welke techniek precies gehanteerd gaan worden, is nog onderwerp van onderzoek. We willen wel uitgaan van dezelfde systematiek als IRMA van de Stichting Privacy by Design: IRMA gaat uit van gecertificeerde eigenschappen, of attributen, die bij een persoon horen. Het individu kiest zelf welke van deze eigenschappen (zoals leeftijd, geslacht, woonplaats etc) hij of zij wil delen.

In het consortium werd nauw samengewerkt met de NOS, het ANP en KRONCRV.

Gerelateerd