Door: Joost de Graaf
De technologische ontwikkelingen van de afgelopen decennia hebben ervoor gezorgd dat we meer tijd doorbrengen met digitale middelen. Dat is logisch want we hebben onze telefoon meer dan ooit nodig voor ons werk- en privéleven. Maar niet al deze tijd besteden we volledig vrijwillig. Voor veel bedrijven is het winstgevend om gebruikers zo lang mogelijk op hun platform door te laten brengen. In ruil voor een gratis app krijgen we daarom desinformatie, pushmeldingen en een gebruikservaring die voelt als een dopaminemachine.
We spraken met Koen Haegens over wie verantwoordelijk is voor het wegglippen van onze tijd op online platformen en hoe deze diensten er in een ideale wereld uit zouden zien. ‘Laten we even bellen’, schreef hij als antwoord op mijn interviewaanvraag. Ik zit al genoeg achter mijn beeldscherm’.
Het merkwaardige gevoel dat hoort bij langere tijd scrollen op de telefoon is voor de meeste van ons niet onbekend. Het is misschien wel het beste te vergelijken met de existentiële angst die opborrelt na het eten van een ongezonde snack. Je verheugde je van tevoren op het idee, tijdens het nuttigen van de hap vermaakte je uitstekend, maar vrij snel erna volgt er spijt, lichte zelfhaat en een algemeen onbehagen.
Diezelfde gevoelens horen ook bij het gebruiken van veel apps op onze telefoon. ‘Ik ben een tijd van Twitter af geweest’, gaf Koen aan. ‘Wat ik als journalist altijd zo prettig vond aan Twitter is dat het me in de gelegenheid stelde om leestips van collega’s en vrienden te ontvangen. Ik heb nooit genoeg tijd om alle artikelen in bijvoorbeeld The Atlantic te lezen, maar omdat iemand anders dat dan wel toevallig had gedaan bleef ik op de hoogte van dingen die voor mij relevant waren.’
De afwezigheid van juist die waardevolle aanbevelingen van vrienden zorgen er voor dat als ik de app sluit, ik niet ben bijgepraat. In plaats daarvan blijf ik over met een soort onrust waar ik verder niks mee kan.’
Toen hij een paar jaar later zijn rentree maakte op het platform viel er één ding meteen op. De aanbevelingen van vrienden, wat het platform voor hem zo prettig maakte, waren verdwenen uit zijn tijdlijn. In plaats daarvan zag hij een hoop content die helemaal niet voor hem bestemd leek. ‘Dat Baudet een lul is weet ik nu wel. Dat is niet het nieuws waar ik nou per se heel veel waarde aan hecht. De afwezigheid van juist die waardevolle aanbevelingen van vrienden zorgen er voor dat als ik de app sluit, ik niet ben bijgepraat. In plaats daarvan blijf ik over met een soort onrust waar ik verder niks mee kan.’
Wat willen we van technologie?
Functionaliteiten zoals de ‘Digitaal Welzijn’-optie in Android telefoons of de ‘Schermtijd’-applicatie van de iPhone vertellen ons hoeveel uur we per dag naar onze beeldschermen staren en op welke apps we dat doen. Dit geeft een beeld van waar we onze tijd besteden maar zegt niets over de manier waarop we dat doen. In het gesprek over hoe we de negatieve effecten van tijdrovende apps kunnen inperken is het zaak om niet telkens te focussen op de schermtijd. Deze stijgt immers al jaren, maar in essentie is de tijd die men besteedt op online platformen niet het probleem.
Het loont daarom meer om onszelf af te vragen wat we uit onze online ervaringen willen halen. Inmiddels is de Twitter-app weer van Koens telefoon verwijderd. Dat hielp eerst om minder tijd op zijn telefoon door te brengen. Maar na een aantal weken kroop de schermtijd toch weer omhoog. ‘Je kan je misschien ook afvragen of dat nou zo erg is. Het probleem is niet dat ik tijd aan mijn telefoon besteed, maar dat ik het vaak doe zonder erover na te denken. Het zou meer voldoening geven als het een bewuste keuze zou zijn. In plaats daarvan is scrollen echt een reflex geworden.’
Met de opkomst van nieuwe technologie groeit vaak ook het cultuurpessimisme. Zo waarschuwde de Zwitserse wetenschapper Conrad Gessner in de 16e eeuw al voor de gevaren van de stormvloed aan informatie veroorzaakt door de opkomst van de drukpers, die de mensen in verwarring zou brengen . Ook nu, bijna vijfhonderd jaar later, klinken soortgelijke stemmen. Hoe aanlokkelijk ook, is het verstandig om niet te vervallen in pessimisme. ‘Ik heb al jaren al mijn meldingen uit staan. Er zijn veel stappen die je kan ondernemen om meer aandacht en tijd terug te veroveren, maar dat kost wel energie en discipline. Het is maar de vraag of dat de relatie is die je wil hebben tot de technologie die er in de basis juist is om je leven aangenamer te maken.’
Technologie als oplossing in plaats van het probleem
Zelfdiscipline is onderdeel van de oplossing maar is uiteindelijk ook niet veel meer dan symptoombestrijding. Echte verandering begint op het moment dat genoeg mensen zich realiseren dat de digitale wereld niet zo hoeft te zijn zoals dat deze nu is. Vaak gaat het over wat we niet willen of wat ons irriteert aan het ontwerp van (sociale) apps en daarom is het juist goed om te kijken naar wat wél wenselijk zou zijn.
Koen: ‘Een sociaal platform zou zich meer moeten opstellen als een goedbedoelende coach of een welwillende vriend. In plaats van eindeloos scrollen zouden we bijvoorbeeld moeten zorgen voor positieve afhaakmomentjes. Ben je door alle relevante informatie heen? Mooi. Dan hoeft het platform je niets nieuws aan te bevelen als je er niet om vraagt.’ Daar waar Twitter eerst hielp om tijd te besparen door Koen artikelen voor te schotelen in de vorm van vrienden en collega’s met nuttige aanbevelingen, kost het hem nu juist tijd in de vorm van afleiding en irritatie.
Wie betaalt bepaalt
Door het (gedeeltelijk) loskoppelen van het winstmodel en het maximaliseren van de tijd die gebruikers spenderen op een platform kunnen we als maatschappij een hoop tijdsverspilling besparen. Een sociaal platform met een ander financieringsmodellen, zoals bijvoorbeeld een abonnementsvorm, biedt niet alleen ruimte voor het aanpakken van tijdsroof, maar kan ook een oplossing zijn voor de maatschappelijke nevenschade die hiermee gemoeid gaat. Omdat negativiteit meer reactie oproept dan een constructief gesprek, schotelde Facebook bijvoorbeeld jarenlang steeds meer controverse voor aan zijn gebruikers.
Een ander winstmodel kan het online debatklimaat aanzienlijk verbeteren, het geeft de gebruiker meer autonomie en het biedt ruimte voor inspraak over het ontwerp van het platform. Wie betaalt, bepaalt. Nu is dat de adverteerder, maar met een kleine maandelijkse bijdrage zou dat net zo goed de gebruiker kunnen zijn.
Uiteindelijk is het maar de vraag of tech-platformen deze verandering zelf in gang zullen zetten. In de aandeelprijs van deze bedrijven is immers impliciet de notie verwerkt dat de data die zij vergaren van de gebruiker in de toekomst nog veel meer waard zal zijn. Ook beleidsmakers zijn daarom verantwoordelijk voor het digitale klimaat. Naast het aanpakken van tech-bedrijven kunnen zij ook een rol spelen in het inperken van hun monopolystatus, waardoor alternatieven met een gezonder businessmodel ook een kans krijgen om een grip op de markt te krijgen. Gelukkig wordt daar aan gewerkt. En tot die tijd is het misschien verstandig om je meldingen toch maar even uit te zetten.
Meer lezen over de aandachtscrisis? Lees het artikel Wij zijn geen slaven van Koen Haegens op de website van de Groene Amsterdammer.
Koen Haegens is journalist economie bij de Groene Amsterdammer. Hij studeerde journalistiek aan de UvA en was voorheen werkzaam als eindredacteur bij het AD en redacteur economie en financiën bij de Volkskrant. Ook schreef hij het boek De grootste show op aarde, over de mythe van de markeconomie en Neem de tijd, een boek over de groeiende werkdruk en verhaasting van onze samenleving.