Door: Timo Nieuwenhuis
De nieuwe generatie is de toekomst en zal ook bepalend zijn in de transitie naar een eerlijker internet. Het digitale leven begint al op de basisschool en een goede start is daar essentieel, maar niet vanzelfsprekend. Basisscholen promoten bijvoorbeeld vol trots dat hun leerlingen in groep 4 al een een Google Chromebook krijgen, bieden lessen aan via YouTube en delen foto’s van de kinderen via Whatsapp. Kinderen leren zo al heel jong dat Big Tech de norm is in hun leven. Moeten we dat wel willen?
Twee betrokken ouders namen het heft in eigen handen op de basisscholen van hun kinderen. Een gesprek met Douwe Schmidt en Vinca Kruk.
Douwe Schmidt, vader en in zijn werkzame leven Projectmanager Public Tech bij de Gemeente Amsterdam, legde op de school van zijn kinderen een digitale infrastructuur aan die niet afhankelijk is van Big Tech.
Vinca Kruk werkt met een groep ouders aan een visie voor het technologiebeleid op de school van haar dochter.
Wat is hun visie op een eerlijke digitale start voor Nederlandse kinderen en hoe pakken zij dat aan?
Douwe, zou je wat kunnen vertellen over jouw achtergrond?
“Tijdens mijn werk kijk ik naar de machtsverhouding tussen technologie en mens. ‘Hoe het ons in staat stelt om een betere zelf te zijn’. Dit heeft wel meerdere kanten. Wij mensen hebben namelijk allerlei mogelijkheden en door middel van technologie kunnen we die vergroten. Echter kan met diezelfde technologie ook onze autonomie en vrijheid worden ontnomen. Daarom kijk ik wat de huidige en nieuwe technologische ontwikkelingen zijn die op ons pad komen en wat daar prevaleert. Maakt het ons nou autonomer en betere mensen of worden we erdoor geknecht en ondergeschikt gemaakt?’”
Hoe vertaalt dit zich naar de digitale infrastructuur die je hebt aangelegd op de basisschool van je eigen kinderen?
“Mijn kinderen zitten op een vrije school in Amsterdam-Noord, Waldorf aan de Werf. Deze school is opgezet omdat er behoefte was aan een school met veel meer aandacht voor maatschappelijke onderwerpen zoals anti-racisme, de interculturele samenleving en het milieu. Bij de aanmelding van mijn kinderen heb ik aangeboden om de school te helpen om ook na te denken over hoe we omgaan met de data van onze kinderen en wat voor rol we technologie geven binnen de school”.
“De digitale infrastructuur van de basisschool moet namelijk als primaire doel hebben om het onderwijs voor de kinderen te verbeteren. Een bedrijf zou geen verdienmodel moeten hebben op basis van de data van kinderen. Ik vind het bijvoorbeeld belangrijk dat, als er informatie van mijn kinderen wordt vastgelegd, dat ik daar dan zelf controle over kan houden en die informatie op een gegeven moment kan wissen. In bepaalde context en tijd is het nuttig om te weten hoe een kind zich ontwikkelt of wat er is gebeurd. Maar in een andere context, in de toekomst of buiten school, is het niet relevant en kan het zelfs schadelijk kan zijn voor een kind”.
“Door de data in eigen beheer te hebben en zelf de context te bepalen, voorkom je de kans dat er verkeerde conclusies op basis van data worden getrokken. De school was het hier mee eens, maar had zelf geen capaciteit om het anders te organiseren. Dus toen zei ik dat ik het niet alleen wilde aankaarten, maar het ook wilde gaan bouwen. De leraren zijn al overbelast in Nederland, daarom wil je niet nog een extra probleem op hun borden schuiven. Daarnaast bleek dat er nog een aantal andere ouders hierin geïnteresseerd waren dus toen hebben we een speciale projectgroep opgericht”.
Welke stappen heeft jullie projectgroep gemaakt?
“We hebben het verdeeld in drie fundamentele vragen:
- Hoe moeten we omgaan met de data van de kinderen zelf?
- Hoe kunnen ouders onderling het beste communiceren? en
- Wat voor onderwijs over technologie geven wij de kinderen?
Dat zijn de belangrijkste aspecten omtrent de digitale infrastructuur waarmee we iets willen doen”.
“De school had zelf al besloten dat alle oudercommunicatie, onderling en de oudergroepen, moet plaatsvinden via Signal en niet via WhatsApp. Meerdere mensen hadden er namelijk een probleem mee dat fundamentele communicatie over kinderen wordt geregeld via een Amerikaans Big Tech bedrijf met een verdienmodel dat is gebaseerd op data. We willen nog wel kijken of dat nog beter kan door een eigen server ook deze communicatie te laten afhandelen en hopen dat het project Thorp.eu (red. coalitieproject van Waag, Freedom Internet, Gemeente Amsterdam, Stadmakers Coöperatie, Ma.ak020, PublicSpaces, Commons Network en Tada.City) hier de weg voor ons bereidt.
“Daarnaast heb je als schoolgemeenschap ook de behoefte aan het delen van allerlei documenten met bijvoorbeeld klassenlijsten en foto’s. Dit wilden we om dezelfde reden ook niet via een product zoals Google Docs doen. Daarom hebben we zelf een cloudomgeving ingericht op Nextcloud waarop we al deze documenten met elkaar veilig kunnen delen”.
Hebben jullie nog verdere stappen gezet? Wat voor laptops gebruiken de kinderen bijvoorbeeld?
“Momenteel gebruiken ze nog helemaal geen laptops. De school is pas net begonnen dus er zijn alleen nog kleuterkassen en een eerstejaarsklas. Dit is wel een vraagstuk voor de toekomst. Echter is de nadruk op deze school veel meer op niet-digitaal. Er zullen dus niet zo snel digiborden of laptops in de klas komen. Binnen de school geloven we dat het voor de ontwikkeling van jonge kinderen niet nodig is om al direct zoveel digitale middelen te gebruiken. Daarbij zou ik zelf graag zien dat de school de nadruk legt op technologie als middel om mee te creëren in plaats van een middel om te consumeren”.
“Het zou namelijk niet zo moeten zijn dat we alleen maar filmpjes van YouTube gaan kijken als onderdeel van het lesmateriaal. In plaats daarvan kunnen we kinderen leren dat ze computers kunnen zien als iets waarmee ze zelf iets kunnen maken. Ik hoop dat we, tegen de tijd dat het nodig is, we de kinderen allemaal een RaspberryPi kit mee naar huis kunnen geven en dat ze daar mee aan de slag gaan.”
Hoe waarborgen jullie deze infrastructuur?
“Eigen beheer, de behoefte van de ouders en leraren is leidend en daarnaast moet het ook toekomstbestendig zijn. Per definitie gaan de leden van onze projectgroep op een gegeven moment weg van deze school, want onze kinderen groeien op. Daarom moet het wel een overdraagbaar systeem zijn, dat begrijpelijk is voor toekomstige ouders en docenten”.
“Zodoende proberen we zoveel mogelijk open standaarden te gebruiken en open source software die algemeen bekend is. Ik kan zelf wel een optimale website bouwen, maar dat kan ingewikkeld zijn voor toekomstige ouders. We gebruiken nu WordPress voor de website. Dat is niet ideaal, maar de kans is wel groot dat toekomstige ouders het kennen en begrijpen. Dus dat soort afwegingen maken we qua toekomstbestendigheid. Daarnaast doen we veel aan documentatie, zodat toekomstige ouders begrijpen waarom we iets op een bepaalde manier hebben gebouwd”.
“Daarbij moeten we altijd blijven werken aan bewustwording. Net zoals dat je altijd moet blijven werken aan bewustwording rondom racisme en milieu. Het zijn geen dingen die je kunt afvinken en dan klaar. Het zijn maatschappelijke thema’s die je voortdurend met herhaling op de agenda moet hebben. Daarnaast moeten we verbindingen blijven maken met de nieuwe ouders die op school komen. Dit om te kijken of ze bepaalde capaciteiten hebben, die de groep mensen die werkt aan dit project kan verstevigen. Zo begin je ook automatisch met de overdracht.”
“Als laatste, ik heb met een andere ouder een soort manifest geschreven, die staat ook op de website. Je wilt een soort van borging hebben uiteindelijk, dat dit onderdeel is van de identiteit. Ik denk dat we daar een hele grote kans hebben bij deze school, omdat het is opgestart bij de start van de school”.
Is er geen geld bij de school om er iemand voor aan te nemen?
“De school zit daar nu wel over te denken en wil daar geld voor vrij maken. Ze zien het belang hiervan in. Ze zitten wel met het vraagstuk wat dat zou kosten, want nu wordt bijna alles door ouders zelf in elkaar gezet. Zelf heb ik wel een dubbel gevoel bij het uitbesteden, want als je het zelf doet heb je ook zelf de kennis in huis. Dan kan je ook een mate van betrokkenheid vanuit de gemeenschap bij de technologie verwachten. Dat heeft voordelen. Ook al heeft het dan misschien niet hetzelfde serviceniveau als een product als Microsoft Office”.
Welke rol zie je, naast die van scholen en ouders zelf, voor organisaties zoals Kennisnet en SURF?
“Zij kunnen een rol spelen in het standaardiseren van de software. Wij hebben heel veel baat gehad bij de open source beweging. Het allerbelangrijkste open source software pakket is voor ons Yunohost. Zonder die software was de digitale infrastructuur, die wij hebben als school, niet mogelijk geweest. Yunohost maakt het heel makkelijk om met een generieke computer een server om te vormen tot een computer die allerlei soorten diensten kan aanbieden aan de gebruiker. Zoals een cloud, een website en de beheer van certificaten. Daardoor kan je het, met een beetje goede wil, ook zelf doen als huis-tuin-en-keuken-ouder. Het is gratis te downloaden en goed gedocumenteerd”.
Denk je dat op korte termijn meer ouders gaan vragen om een andere digitale infrastructuur op basisscholen?
“Ik denk dat het goed is als partijen, zoals PublicSpaces, daar meer aandacht voor gaan vragen. Zelf merk ik dat als ik het probleem aankaart, ouders vaak een reactie geven als “ohja, verdomd!”. Het is namelijk niet een gedachte die bij de meeste mensen vanzelf opkomt. Ik vind het uit de grond van mijn hart een schande dat we publieke zaken, zoals het onderwijs, grotendeels laten lopen via gigantische technologiebedrijven uit Amerika. Dat we partijen zoals Microsoft Office en Google gebruiken om onze kinderen te onderwijzen”.
Maar wat zou je dan zeggen tegen mensen die stellen ‘het gebruikersgemak van producten zoals Microsoft Office en Google mail is heel fijn en als ik een open source alternatief gebruik dan zijn er minder functies”.
“Dan zou ik zeggen: ‘Asbest leek ook ooit een goed idee, Supergoedkoop en het brandt niet’. Als je alleen naar gebruikersgemak kijkt heb je een hele beperkte blik op wat er belangrijk is voor de ontwikkeling van je kind. Waarom zou je gebruikersgemak plaatsen boven veilige en autonome ontwikkelmogelijkheden voor je kind?”.
Vinca Kruk is betrokken bij het technologiebeleid van de (Vrije) basisschool Thula, eveneens in Amsterdam. Op de vorige school constateerde ze vooral improvisatie wat betreft het gebruik van technologie.
Het was bijvoorbeeld afhankelijk van de docent of er in de klas wel of geen adblockers op de digiborden waren geïnstalleerd. Wat ertoe leidde dat in sommige klassen tijdens de lessen geen en bij andere klassen wel reclames te zien waren op het digibord. Kortom, er was geen gestandaardiseerd technologiebeleid. Terughoudendheid met digitale technologie was voor Vinca en haar partner één van de redenen om de overstap te maken naar een Vrijes School. Op deze Vrijeschool is recent een digitale werkgroep opgericht waarin een groep ouders en school samen nadenken over een geschikte rol voor digitale technologie in de klas.
Vinca, kan je wat vertellen over jouw achtergrond?
“Als kunstenaar maak ik samen met Daniel van der Velden onder de collectieve naam Metahaven films en we schrijven essays”. In ons werk heeft de ontwikkeling van het internet op politiek, visueel en maatschappelijk vlak een belangrijke rol gehad. Toen onze dochter op de basisschool begon was ik er verbaasd over hoe weinig inhoudelijke kennis zijn weg heeft gevonden in het basisonderwijs. En dat terwijl de vragen en situaties daar heel concreet en specifiek zijn. Maar ik merkte dat veel docenten terugvallen op hoe ze zelf als consument digitale technologie ondergaan, wat ze vervolgens in de klas meenemen”
“Ik vind momenteel de belangrijkste vraag, en dit sluit aan bij de waarden van PublicSpaces: hoe passen vraagstukken over digitale technologie bij de publieke verantwoordelijkheden van een basisschool? Want wanneer je op een basisschool digitale technologie introduceert, in de vorm van software of hardware, als curriculum of aan ouders vraagt dit te gebruiken als informatievoorziening, kom je al snel bij vragen rond toegankelijkheid, privacy, mediawijsheid, maar ook bij het onderscheid tussen computers als vermaak en computers als scheppende of creatieve instrumenten. Veel software is ontwikkeld door bedrijven op de grens van educatie en entertainment. Over de publieke taak van software gaat het niet of nauwelijks.”
Hoe is jullie werkgroep ontstaan?
“Het is een relatief nieuwe school, nu met 4 klassen en 3 kleuterklassen. Veel op de school is in ontwikkeling, en er is veel permanente inzet van ouders rond de activiteiten op school gewenst. Een discussie over een nieuw sociaal platform voor oudercommunicatie leidde tot het idee van een digitale werkgroep. We willen vermijden dat keuzes op dit gebied ad hoc worden genomen. Een goed voorbeeld vind ik dat overal in Nederland WhatsApp wordt gebruikt door oudergroepen, terwijl er veel betere alternatieven zijn. Maar overstappen van appgroep voor een klas stuit op veel weerstand. Het wordt ingewikkeld gevonden. Bovendien gaan ouders ook gewoon mee in de keuze die school aanbiedt en dat is ook logisch. Laat dat een overwogen en geïnformeerde keuze zijn.”
Wat is jullie al gelukt om te veranderen?
“We schrijven een visie waar we alle technologie op school aan kunnen toetsen en waarin we onder woorden brengen wat we belangrijk vinden op onze school. Bijvoorbeeld dat kinderen, ouders en leerkrachten geen producten van bedrijven mogen zijn in de vorm van datahandel. Dat we helder proberen te praten over digitale technologie en het gebruik van verdoezelende metaforen vermijden. Dat digitale technologie in dienst staat van de school als gemeenschap: dat zijn de kinderen en hun ontwikkeling, de leerkrachten, de ouders en in ons geval ook de wijk in Amsterdam-Oost waar de school in ligt. Deze visie helpt ons om overwogen keuzes te maken en fragmentatie te vermijden. Dat gaat stapje voor stapje.”
“Daarnaast willen we als werkgroep graag meedenken over een digitaal curriculum. Ik vind dat zelf interessant. In het Vrijeschool-onderwijs is veel aandacht voor het zelf maken en voor werken vanuit materialiteit. Dat biedt de mogelijkheid om digitale technologie op een actieve manier te verbinden aan hoe de kinderen les krijgen. Zaken als zelf bouwen, mediageschiedenis en mediawijsheid sluiten direct aan bij wat een Vrijeschool als omgeving bij kinderen wil stimuleren.”
“Er is op de Vrije School nog weinig technologie in de klas. Er zijn geen digiborden en er is geen digitaal entertainment of ‘educatief’ gebruik van YouTube. Dat schept een grote kans om nu duurzame keuzes te maken.”
“Scholen kunnen er niet vanuit gaan dat er bij ieder kind thuis kennis is over digitale technologie. De school heeft als een publieke plek hierin een hele grote verantwoordelijkheid om leerlingen en ouders te beschermen, in elk geval waar ze door school mee in aanraking komen.
In een interview met de Groene Amsterdammer zei je het volgende: “De groei van technologiebedrijven is een keuze die we allemaal zelf hebben gemaakt.” Denk je dat hetzelfde geldt voor de invloed van technologiebedrijven in het Nederlandse onderwijs?
“Ja. Er vanuit te gaan dat de programma’s die gebruikt wordt in het onderwijs per definitie goed werken vind ik naïef. Hoe leren we kinderen én leerkrachten iets anders dan consumenten van digitale technologie te zijn?”
Als laatste vraag, wat geef je jouw dochter zelf mee over digitale technologie?
“Toen ze nog heel klein was zei ik wel eens: ze mag pas op internet als ze zelf een website of platform kan bouwen. Dat was een beetje overdreven natuurlijk, maar we zijn wel met haar gaan praten over wat internet is, wat een netwerk is. Verder denk ik: eerst goed kunnen lezen, schrijven en rekenen, zonder tussenkomst van een scherm. Op de computer iets maken is natuurlijk te gek, maar we doen het samen; zij maakt het script voor een film en een storyboard, en dan filmen we samen. Of we maken samen een podcast over vogels, die zij presenteert.”
“Ze mag van ons binnenkort op Minecraft, en mocht zelf de schermtijd bepalen. Heel schappelijk ging ze van twee keer een half uur per week uit, ongeveer de helft van wat wij in gedachten hadden, zo zie je maar”.
“Ik ben vooral heel benieuwd hoe we de nieuwe generaties de recente geschiedenis van het internet kunnen meegeven. Het heeft denk ik niet veel zin om jonge kinderen van nu uit te leggen wat Instagram en TikTok zijn, maar juist om met ze te praten over hoe zulke platforms zijn ontstaan. Daarom vind ik geschiedenis zo belangrijk.”
Verder lezen over een goede digitale start in het onderwijs?
Deze zomer zijn Kennisnet en Surf partners geworden van de PublicSpaces coalitie.
Kennisnet is voor scholen en instellingen in het primair onderwijs (po), het voortgezet onderwijs (vo) en het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) de gids en bouwer van het ict-fundament. Meer lezen over het aanbod van Kennisnet.
SURF is een organisatie die zich richt op onderwijsinnovatie, met name in het hoger onderwijs. SURF draagt op verschillende manieren bij aan het beschermen van publieke waarden zoals door een platform te bieden om gezamenlijk in te kopen, kennis uit te wisselen en te innoveren. Ook werken zij aan dienstverlening die bijvoorbeeld op het gebied van digitale soevereiniteit een alternatief kan vormen voor big tech oplossingen. Meer weten over SURF.
In februari 2021 hebben SURF en SIVON (coöperatie van en voor het primair en voortgezet onderwijs) Google aangesproken na een analyse van de veiligheid van de Google Workspace for Education en daarbij zijn een aantal hoge risico’s aan het licht gekomen. SURF en SIVON hebben de Autoriteit Persoonsgegevens om advies gevraagd en na intensieve discussies is afgelopen juli overeenstemming bereikt met Google over het mitigeren van hoge privacy-risico’s met betrekking tot het gebruik van Workspace for Education Plus (voorheen G Suite Education for Enterprise) en Workspace Education Fundamentals (de gratis variant, voorheen G Suite for Education) door onderwijsinstellingen in Nederland. Over dit proces is van alles te lezen op een speciale FAQ op de SURF website.
Consumentenbond spant proces aan tegen TikTok. De app TikTok is razend populair bij kinderen en tieners. Maar TikTok respecteert de consumentenrechten én de privacy van deze kwetsbare groep niet en de Consumentbond spant daarom een proces aan, samen met betrokken ouders. Lees hier de laatste ontwikkelingen over het proces.
Code voor kinderrechten: We schreven er al eerder over, de code voor kinderrechten bestaat uit tien beginselen met praktische voorbeelden waarmee ontwerpers en ontwikkelaars de fundamentele rechten van kinderen kunnen waarborgen in digitale diensten. De code voor kinderrechten is opgesteld door Universiteit Leiden en Waag in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Meer over code voor kinderrechten.
Zelf aan de slag met Nextcloud? In Nederland biedt onze supporting partner The Good Cloud hulp en ondersteuning aan met het installeren en gebruiken van Nextcloud.
Tot slot: internetprovider Freedom Internet heeft een forumsectie over ICT in het onderwijs en klanten van Freedom Internet hebben een Matrix-kanaal gestart over hetzelfde onderwerp, waar je ook mee kunt discussiëren.
Over de geïnterviewden:
Douwe Schmidt
Douwe Schmidt was bestuurslid bij Bureau Tada. Hiervoor werkte hij als privacy officer bij Fairphone en security trainer bij Greenhost. Hij is de oprichter van het Privacy Café voor Bits of Freedom, organiseerde tal van andere bijeenkomsten over internet en politiek en onderzocht privacy bevorderende technologieën voor de Correspondent.
Vinca Kruk
Vinca Kruk maakt als Metahaven samen met Daniel van der Velden films, installaties en grafisch ontwerp. Metahaven publiceert essays en boeken. In het werk van Metahaven komen filosofie, digitale cultuur, en het waarheidsbegrip veelvuldig terug. Vinca is adviseur aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam en docent bij Design Academy Eindhoven.